Kunstenaar in Zicht!

Interview met Stef Lemmens

Kunst in Zicht werkt samen met tal van kunstenaars in de ontwikkeling en de procesbegeleiding van haar projecten. Deze artiesten zijn – naast het vaste team – een onmisbare schakel in de werking. We zetten hen daarom graag in de kijker en laten je kennismaken met hun werk binnen de organisatie. Dit keer zitten we rond de tafel met kunstenaar Stef Lemmens. Algemeen coördinator Arlette van Overvelt sluit aan.

Dag Stef, ik geloof dat we kortweg kunnen stellen dat je kunst ook echt een levenswijze is geworden. Wat is je visie/ filosofie hierachter?

Stef: Mijn visie is eigenlijk gaandeweg gegroeid. Toen ik studeerde maakte ik voornamelijk beeldend werk voor expo’s. Dat stond los van wat ik daarbuiten deed. Want in diezelfde periode begon ik ook mijn levensstijl te onderzoeken. Die 2 aspecten van mezelf waren aanvankelijk moeilijk te combineren. Totdat ik op het idee kwam een winkelkarhuisje te ontwerpen, waarmee ik door de stad zou trekken. Eenmaal dat huisje af was, begon ik met reflecteren en schrijven. Dat alles publiceerde ik als artistiek project.

Maar het klopt dat mijn levenswijze en mijn artistieke praktijk zeer nauw met elkaar verbonden zijn. In die mate dat ik me soms de vraag stel waar het artistieke eindigt en de dagdagelijksheid begint. Ik denk bijvoorbeeld aan hoe ik mijn huisje iedere week verplaats volgens een bepaalde route. Je zou dat wandelen door de stad kunnen zien als een performance, maar ook als een noodzakelijke verplaatsing van punt a naar punt b. Al zouden we nog meer kunnen spelen met de vorm van die verplaatsing. We zouden de wandeling bijvoorbeeld actief kunnen omvormen tot een evenement. Of we zouden kunstenaars kunnen uitnodigen om mee onderzoek te voeren.

 

In de communicatie naar een publiek toe, bevrijd je je dus van de white cube. Heeft dat effect op je positie als kunstenaar? Kan je hier iets meer over zeggen?

Stef: Vroeger nam ik vaak deel aan expo’s met thema’s als sociale media. Die werken waren vrij participatief. Maar ik betreurde dat niet iedereen aan wie ik mijn kunst wou tonen, kon komen kijken. Veel expo’s waren gratis, maar toch bereik je niet iedereen. Ik ben daarom nadien beginnen experimenteren met publieke kunst. Een voorbeeld daarvan is het project met mijn theerugzak, waarbij ik samen met passanten thee maakte. Het voordeel aan publieke kunst is dat iedereen er mee in contact kan komen. Iedereen kan het ervaren. Zo kan je een ander soort impact maken die afkomst, klasse of culturele voorkeuren overstijgt.

In de lente ga je samen met Kunst in Zicht aan de slag met ‘Lemmens en co, urban miners sinds 1993’. Hoe kwam deze samenwerking tot stand?

Arlette: Onze artistiek medewerker, Luk Lenoir, ontmoette Stef toevallig op de kunstensite van Z33 in Hasselt. Kunst in Zicht voerde op dat moment gesprekken met Ar-tur (platform voor architectuur en ruimte) rond het gegeven ‘wonen’. Uit studies blijkt namelijk dat het ideaalbeeld van een vrijstaande woning met carport en privé-tuin nog steeds overheerst bij kinderen. Dat spoort natuurlijk niet met de ambitie van de Vlaamse Overheid om tegen 2040 geen nieuwe openbare ruimte meer in te nemen. Stef maakt die ambitie heel concreet. Hij leeft letterlijk in zijn eigen onderzoek. Door kinderen met zijn andere kijk op wonen in contact te brengen hopen we hen aan te zetten die andere blik ook uit te proberen. Samen met Stef trachten we in te zetten op hun creativiteit in denken en doen omtrent wonen. Want we willen echt een duurzame impact teweeg brengen.

Stef: Vanuit dit eerste contact, ontstonden er heel wat gesprekken en brainstorms. Ik dacht daarbij terug aan mijn vroegere workshops upcyclen, waarbij ik samen met kinderen aan de slag ging met afval. Toch wou ik deze keer iets dieper gaan; ook inhoudelijk. Uiteindelijk kwamen we zo terecht bij ‘urban mining’. Dat is een term die focust op de opbouw en de afbraak van materialen. En net dat opbouwen en afbreken is het centrale thema geworden. Vooral in de materiotheken is dat zichtbaar. Dat zijn gigantische kasten vol onderdelen als houten planken of een wc-bril, waarmee kinderen hun eigen tiny house kunnen bouwen. Daarbij mogen ze de gegeven materialen niet beschadigen of doorzagen. Enkel boren is toegestaan. Na afloop halen de kinderen hun bouwwerk ook weer uiteen. Zo leren ze om de veelzijdigheid van materialen en objecten in te zien. De materiotheken faciliteren op die manier een hergebruik tot in het oneindige.

 

Van waar komt het idee van de materiotheken?

Stef: Ik weet niet meer van waar dat idee exact kwam. Wat ik wel weet, is dat er veel wisselwerking is geweest tussen Kunst in Zicht en mezelf. Via tal van gesprekken, vormden we een klankbord voor elkaar. We namen uitgebreid de tijd om te praten over vormgeving en creatie. Zo groeide het proces stap voor stap uit en zo rijpte het idee van herbruikbaarheid.

Arlette: Dat was inderdaad hoe we van start zijn gegaan. Door echt te vertrekken vanuit Stefs eigenheid. En daarbij bijvoorbeeld wat ruigere materialen in te zetten dan we bij Kunst in Zicht doorgaans doen. Daarnaast herinner ik me dat het boekje Autoprogettazione? van Enzo Mari mee aan de basis ligt van het idee van de materiotheken en onze goesting om te documenteren, onze drang tot verslag.

 

Wat hoop je te bewerkstelligen in het proces met de kinderen?

Stef: Ik hoop vooral zaadjes te planten. De reden waarom ik dit project doe, is omdat ik voorbeelden heb gehad. Er is zo veel informatie waaraan je blootgesteld kan worden. En in het begin is dat afschrikwekkend. Dan ervaar je alles wat afwijkt van de traditionele bouwkunst als raar. Maar na meerdere aanrakingen met alternatieve woonvormen, kijk je waarschijnlijk niet meer zo gauw op. Zo normaliseren we dat het anders kan, zonder ook maar één ding op te leggen. Nee, ik denk dat het vooral interessant is om te leren omgaan met materialen en ons bewust te worden van hun herbruikbaarheid. Ook in mijn eigen praktijk word ik daarin steeds strenger voor mezelf. Ik denk nu bijvoorbeeld langer na voor ik een plank in stukken zaag en eis van mezelf dat mijn bouwsels stevig, functioneel en verplaatsbaar zijn.

Arlette: Ik stel het me voor als een oefening in flexibiliteit. Je bouwt als het ware enkel vanuit een noodzaak; vanuit een tekort waar je een antwoord op geeft. Dat vind ik inspirerend. Omdat ik denk dat net dat de kinderen zal bekrachtigen. Inhoudelijk zullen zij vertrekken vanuit wat zij nodig achten om tot een huis te komen. Niet vanuit een stappenplan, maar vanuit een aantal krijtlijnen, waarbinnen ze hun eigen creativiteit kunnen botvieren. Zo vinden ze hun vrijheid binnen een kader dat hen kan stimuleren.

Stef: Ja, een kader waarin ze zich laten leiden door wat voorhanden is. Daar gaan enorm veel diverse resultaten uit voortvloeien. En met wat geluk gaan de kinderen met die mindset naar huis. Dat ze ook in hun dagelijks leven beseffen dat, hoewel er voor elk ding een object is, ieder object bestaat uit schakels die elk meerdere functies kunnen invullen. Dat afval meer is dan gewoon afval. Dat het deksel van een kookpot evenzeer dienst kan doen als afdak voor een schouw. Ik geloof dat je dat kan trainen.

 

Heb je nog aanvullingen of toekomstplannen?

Stef: Ik bruis nog vol van ‘onhaalbare’ ideeën. Zoals ook mijn eerste huisje ooit onhaalbaar leek. Ik heb er nood aan om steeds weer verder te dromen. Om me continu af te vragen wat het volgende is. Op dit moment zijn er heel wat dingen waar ik van droom. Een permanente plek voor onze huisjes zou fantastisch zijn, en ook met partner PXL zou ik graag verder in dialoog willen gaan over een mogelijke postgraduaat voor onderzoek naar alternatief leven en wonen. Of wat als er meer alternatieve nederzettingen zouden komen te midden van de reguliere huizen? Dat er een dynamiek wordt gecreëerd die de stad opschuurt vanuit een zachtheid. Dat iedere stad zou beschikken over enkele personen met een nomadische functie om buurten en wijken te verbinden. Zoals wij dat nu ook al gedeeltelijk doen. Wij mogen onze huisjes kosteloos neerzetten, onze gas- en waterkosten zijn bijna onbestaande, we worden betaald met tijd, en verdienen net genoeg om sober te leven. Sober, maar wel vrijwillig. En onder het mom van kunst. Want anders hadden we nooit op zo veel tolerantie kunnen rekenen. Sterker nog, het kunstenaarschap brengt samenwerkingen met zich mee. Dat werkt als een onuitputtelijke, opwaartse spiraal. Juist daarom blijf ik graag dromen in ‘onhaalbare’ ideeën. The sky is the limit.

Kunst in Zicht Kunstenaar in Zicht! 1 Kunst in Zicht Kunstenaar in Zicht! 2 Kunst in Zicht Kunstenaar in Zicht! 3 Kunst in Zicht Kunstenaar in Zicht! 4